Filters

WEERGAVE NIVEAU/ONDERDEEL

Rekenen en wiskunde


Primair onderwijs

In het primair onderwijs zijn de curriculumitems uitgewerkt aan de hand van het vakleergebied Rekenen/wiskunde, met uitsplitsing naar inhoudslijnen en clusters.

 

Voortgezet onderwijs

In het voortgezet onderwijs wordt dit leergebied Rekenen en wiskunde genoemd, waar de volgende wettelijke vaknamen ondervallen:

  • wiskunde (vmbo) en wiskunde A (havo/vwo) en wiskunde B (havo/vwo) en wiskunde C (vwo) en wiskunde D (havo/vwo)
  • rekentoets 2F (vmbo) en rekentoets 3F (vmbo) en rekentoets 2ER (vmbo) en rekentoets 3ER (vmbo) en rekentoets 3F (havo/vwo) en rekentoets 3ER (havo/vwo)

 

Het leergebied bevat kerndoelen en de wettelijke vaknamen bevatten eindtermen. Beide zijn uitgesplitst naar vakkernen, vaksubkernen en vakinhouden.

Overzicht curriculum

Primair onderwijs
Vakleergebied

Rekenen/wiskunde

Kerndoeldomein
Wiskundig inzicht en handelen
  • kerndoel 23

    De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken.

  • kerndoel 24

    De leerlingen leren praktische en formele reken-wiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven.

  • kerndoel 25

    De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van reken wiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen.

Kerndoeldomein
Getallen en bewerkingen
  • kerndoel 26

    De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen.

  • kerndoel 27

    De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk geval tot 100 snel uit het hoofd uitvoeren, waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn.

  • kerndoel 28

    De leerlingen leren schattend tellen en rekenen.

  • kerndoel 29

    De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.

  • kerndoel 30

    De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens meer of minder verkorte standaardprocedures.

  • kerndoel 31

    De leerlingen leren de rekenmachine met inzicht te gebruiken.

Kerndoeldomein
Meten en meetkunde
  • kerndoel 32

    De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.

  • kerndoel 33

    De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.

Voortgezet onderwijs
Vakleergebied

Rekenen en wiskunde

  • kerndoel 19

    De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken en voor uitleg aan anderen en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.

  • kerndoel 20

    De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen.

  • kerndoel 21

    De leerling leert een wiskundige argumentatie op te zetten en te onderscheiden van meningen en beweringen en leert daarbij met respect voor ieders denkwijze wiskundige kritiek te geven en te krijgen.

  • kerndoel 22

    De leerling leert de structuur en de samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen, decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen en leert ermee te werken in zinvolle en praktische situaties.

  • kerndoel 23

    De leerling leert exact en schattend rekenen en redeneren op basis van inzicht in nauwkeurigheid, orde van grootte, en marges die in een gegeven situatie passend zijn.

  • kerndoel 24

    De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metriek stelsel en leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen.

  • kerndoel 25

    De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.

  • kerndoel 26

    De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en redeneren.

  • kerndoel 27

    De leerling leert gegevens systematisch te beschrijven, ordenen en visualiseren en leert gegevens, representaties en conclusies kritisch te beoordelen.

Examenprogramma

Wiskunde (vmbo) >

bb-0153
kb-0153
gl-0153

WI/K/1

  • eindterm 1
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan:

    SE SE SE

    − zich oriënteren op het belang van wiskunde voor de eigen loopbaan en voor zijn functioneren in de maatschappij

    − een relatie leggen tussen wiskundige kennis en vaardigheden en de beroepspraktijk.

WI/K/2

  • eindterm 2
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken.

    SE SE SE
WI/K/3

  • eindterm 3
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen, en daarbij:

    CE CE CE

    − wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes

    − communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik

    − adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen.

WI/K/4

  • eindterm 4
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij:

    CE

    − tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden

    − geschikte wiskundige modellen gebruiken.

  • eindterm 5
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij:

    CE

    − tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden

    − geschikte wiskundige modellen gebruiken.

  • eindterm 6
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij:

    CE

    − tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden

    − geschikte wiskundige modellen gebruiken.

WI/K/5

  • eindterm 7
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij:

    CE CE CE

    − schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden

    − op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.

WI/K/6

  • eindterm 8
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij:

    CE

    − redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen

    − afmetingen meten, schatten en berekenen

    − meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren.

  • eindterm 9
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij:

    CE CE

    − redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen

    − afmetingen meten, schatten en berekenen

    − meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren.

WI/K/7

  • eindterm 10
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij:

    SE SE SE

    − statistische representatievormen en een graaf hanteren

    − op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken.

WI/K/8

  • eindterm 11
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:

    SE SE SE

    − de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken

    − conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.

WI/V/1

  • eindterm 12
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan:

    CE

    − op de verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen

    − formules en verbanden op een meer formele manier hanteren

    − complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine

    − complexe meetkundige technieken gebruiken.

WI/V/2

  • eindterm 13
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De leerling verricht complexe opdrachten, waarbij het proces van het probleemgebied kiezen, de probleemsituatie identificeren en mathematiseren, het probleem oplossen, de oplossing terugplaatsen in de oorspronkelijke situatie en reflecteren op het proces wordt doorlopen.

    SE
WI/V/3

  • eindterm 14
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaat kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken en verstrekken in het kader van het sectorwerkstuk.

    SE
WI/V/4

  • eindterm 15
    VMBO-BBVMBO-KBGL/TL

    De kandidaten kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.

    CE
ha-1024

A

A1

  • eindterm 1
    HAVOVWO

    De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen.

    CE CE
A2

  • eindterm 2
    HAVOVWO

    De kandidaat kan profielspecifieke probleemsituaties in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar de betrokken context terugvertalen.

    CE CE
A3

  • eindterm 3
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige vaardigheden, waaronder modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren – en kan daarbij ICT functioneel gebruiken.

    CE CE
B

B1

  • eindterm 4
    HAVOVWO

    De kandidaat kan berekeningen uitvoeren met getallen en daarbij gebruik maken van de rekenkundige basisbewerkingen en van het werken met haakjes.

    CE
B2

  • eindterm 5
    HAVOVWO

    De kandidaat kan berekeningen uitvoeren met variabelen en daarbij gebruik maken van de algebraïsche basisbewerkingen en van het werken met haakjes.

    CE
B3

  • eindterm 6
    HAVOVWO

    De kandidaat kan telproblemen structureren en schematiseren en dat gebruiken bij berekeningen en redeneringen.

    SE CE
C

C1

  • eindterm 7
    HAVOVWO

    De kandidaat kan een tabel opstellen op basis van gegevens uit een tekst, een grafiek, een formule of andere tabellen en tabellen aflezen, interpreteren en in verband brengen met andere tabellen, grafieken, formules of tekst.

    CE
C2

  • eindterm 8
    HAVOVWO

    De kandidaat kan een grafiek tekenen op basis van gegevens uit een tekst, een tabel, een formule of andere grafieken en gegevens en relevante informatie uit grafieken aflezen, grafieken interpreteren en in verband brengen met andere grafieken, formules of tekst.

    CE
C3

  • eindterm 9
    HAVOVWO

    De kandidaat kan door substitutie in een formule met één of meer variabelen waarden berekenen en een formule opstellen of wijzigen op basis van gegeven informatie.

    CE
C4

  • eindterm 10
    HAVOVWO

    De kandidaat kan bij een lineair verband een formule opstellen en een grafiek tekenen, met lineaire verbanden berekeningen uitvoeren zoals interpolatie en extrapolatie, lineaire vergelijkingen en ongelijkheden oplossen en uitkomsten toepassen in profielspecifieke probleemsituaties.

    CE
C5

  • eindterm 11
    HAVOVWO

    De kandidaat kan exponentiële verbanden herkennen, met formules beschrijven, in grafieken weergeven en er berekeningen aan uitvoeren.

    CE
D

  • eindterm 12
    HAVOVWO

    De kandidaat kan bij een grafiek uitspraken doen over stijgen, dalen, maximum en minimum en kan veranderingen beschrijven met behulp van differenties, hellingen en toenamediagrammen.

    CE
E

E1

  • eindterm 13
    HAVOVWO

    De kandidaat kan data die op diverse manieren zijn gerepresenteerd en/of samengevat interpreteren en beoordelen op relevantie in relatie tot een onderzoeksvraag.

    CE
E2

  • eindterm 14
    HAVOVWO

    De kandidaat kan data verwerken, organiseren, bewerken, weergeven in grafieken, tabellen en diagrammen, en karakteriseren met geschikte centrum- en spreidingsmaten.

    CE
E3

  • eindterm 15
    HAVOVWO

    De kandidaat kan data analyseren en kenmerken van een verdeling beschrijven.

    CE
E4

  • eindterm 16
    HAVOVWO

    De kandidaat kan

    CE

    – op basis van steekproefgegevens een uitspraak doen over een populatieproportie of populatiegemiddelde en de betrouwbaarheid kwantificeren,

    – het verschil tussen groepen kwantificeren,

    – het verband tussen twee variabelen beschrijven,

    en het resultaat interpreteren in termen van de context.

E5

  • eindterm 17
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst statistisch ICT-gebruik in relatie met de subdomeinen E1, E2, E3 en E4 om grote datasets te interpreteren en te analyseren, ten minste in het kader van de empirische cyclus.

    SE
vw-1024

A

A1

  • eindterm 1
    HAVOVWO

    De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen.

    CE CE
A2

  • eindterm 2
    HAVOVWO

    De kandidaat kan profielspecifieke probleemsituaties in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar de betrokken context terugvertalen.

    CE CE
A3

  • eindterm 3
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige vaardigheden, waaronder modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren – en kan daarbij ICT functioneel gebruiken.

    CE CE
B

B1

  • eindterm 4
    HAVOVWO

    De kandidaat kan berekeningen uitvoeren met getallen en variabelen, daarbij gebruik maken van rekenkundige en algebraïsche basisbewerkingen en van het werken met haakjes. 

    CE
B2

  • eindterm 5
    HAVOVWO

    De kandidaat kan telproblemen structureren en schematiseren en dat gebruiken bij berekeningen en redeneringen.

    SE CE
C

C1

  • eindterm 6
    HAVOVWO

    De kandidaat kan van eerstegraadsfuncties, tweedegraadsfuncties, machtsfuncties, goniometrische functies, exponentiële functies en logaritmische functies de kenmerken in grafiek, tabel en formule herkennen en gebruiken.

    CE
C2

  • eindterm 7
    HAVOVWO

    De kandidaat kan formules en functievoorschriften opstellen en bewerken, de bijbehorende grafieken tekenen, vergelijkingen en ongelijkheden oplossen met algebraïsche methoden zonder gebruik van ICT, en daar waar nodig met numerieke of grafische methoden met inzet van ICT, en de uitkomst interpreteren in termen van een context.

    CE
D

D1

  • eindterm 8
    HAVOVWO

    De kandidaat kan het gedrag van een rij herkennen en beschrijven en berekeningen aan een rij uitvoeren, ten minste in het geval van rekenkundige en meetkundige rijen.

    CE
D2

  • eindterm 9
    HAVOVWO

    De kandidaat kan het veranderingsgedrag van grafieken of functies relateren aan differentiequotiënten, toenamediagrammen en hellinggrafieken en daarbij een relatie leggen met de probleemsituatie.

    CE
D3

  • eindterm 10
    HAVOVWO

    De kandidaat kan van eerstegraadsfuncties, tweedegraadsfuncties, machtsfuncties, exponentiële functies en logaritmische functies de afgeleide bepalen, de rekenregels voor het differentiëren gebruiken en aan de hand van de afgeleide het veranderingsgedrag van een functie beschrijven.

    CE
E

E1

  • eindterm 11
    HAVOVWO

    De kandidaat kan bij een probleemstelling die zich leent voor een statistische aanpak een plan maken om antwoord op de probleemstelling te verkrijgen, waarbij geschikte variabelen worden gekozen.

    SE
E2

  • eindterm 12
    HAVOVWO

    De kandidaat kan verkregen data verwerken in een geschikte tabel of grafiek en deze op waarde interpreteren.

    SE
E3

  • eindterm 13
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de verkregen data samenvatten in voor de probleemstelling geschikte maten en hieraan interpretaties verbinden.

    SE
E4

  • eindterm 14
    HAVOVWO

    De kandidaat kan het kansbegrip gebruiken om bij een toevalsproces de kans op een bepaalde uitkomst of gebeurtenis te bepalen aan de hand van een diagram, combinatoriek, kansregels en simulatie.

    SE
E5

  • eindterm 15
    HAVOVWO

    De kandidaat kan aangeven in welke situatie een toevalsvariabele een bepaalde kansverdeling bezit en van die verdeling de karakteristieken verwachtingswaarde en standaardafwijking hanteren.

    SE
E6

  • eindterm 16
    HAVOVWO

    De kandidaat kan in een probleemsituatie op basis van steekproefgegevens een uitspraak doen over een populatie, de betrouwbaarheid daarvan kwantificeren en het resultaat duiden in termen van de context.

    SE
E7

  • eindterm 17
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst statistisch ICT-gebruik in relatie met de subdomeinen E1, E2, E3, E4, E5 en E6 om grote datasets te interpreteren en te analyseren.

    SE
ha-1025

A

A1

  • eindterm 1
    HAVOVWO

    De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen.

    CE CE
A2

  • eindterm 2
    HAVOVWO

    De kandidaat kan profielspecifieke probleemsituaties in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar de betrokken context terugvertalen.

    CE
A3

  • eindterm 3
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige denkactiviteiten, waaronder modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren en bewijzen – en kan daarbij ICT functioneel gebruiken.

    CE CE
B

B1

  • eindterm 4
    HAVOVWO

    De kandidaat kan standaardfuncties (machtsfuncties, exponentiële en logaritmische functies en goniometrische functies) hanteren, interpreteren binnen een context, de grafieken beschrijven en in een functievoorschrift vastleggen en werken met eenvoudige transformaties.

    CE
B2

  • eindterm 5
    HAVOVWO

    De kandidaat kan vergelijkingen, ongelijkheden en stelsels van twee lineaire vergelijkingen oplossen, in voorkomende gevallen grafisch oplossen of de oplossingen numeriek benaderen en de oplossingen interpreteren in de context.

    CE
B3

  • eindterm 6
    HAVOVWO

    De kandidaat kan verbanden tussen de twee grootheden ???? en ???? van de vorm ???? = ???? ∙ ???????? herkennen, toepassen en bijbehorende grafieken tekenen, vanuit de beschrijving van een dergelijk verband een formule opstellen, de evenredigheidsconstante bepalen en kan rekenen met en redeneren over verbanden van deze vorm en het effect van schaalvergroting.

    CE
B4

  • eindterm 7
    HAVOVWO

    De kandidaat kan periodieke verschijnselen beschrijven door middel van sinus- of cosinusfuncties, de bijbehorende sinusoïden tekenen en de karakteristieke eigenschappen ervan benoemen en alle oplossingen van een goniometrische vergelijking op een gegeven interval bepalen.

    CE
C

C1

  • eindterm 8
    HAVOVWO

    De kandidaat kan afstanden en hoeken berekenen met behulp van goniometrische verhoudingen, de stelling van Pythagoras en de sinus- en cosinusregel.

    CE
C2

  • eindterm 9
    HAVOVWO

    De kandidaat kan analytisch-algebraïsche berekeningen uitvoeren aan de hand van contexten en figuren.

    CE
D

D1

  • eindterm 10
    HAVOVWO

    De kandidaat kan het veranderingsgedrag van een functie, gegeven door grafiek, tabel of formule, beschrijven door middel van toenamediagrammen en differentiequotiënten en kan differentiequotiënten berekenen en interpreteren, ook vanuit een profielspecifieke probleemsituatie.

    CE
D2

  • eindterm 11
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de afgeleide functie begripsmatig interpreteren en kan lokale veranderingen van functiewaarden benaderen zowel met een differentiaalquotiënt als met een numeriek-grafische methode.

    CE
D3

  • eindterm 12
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de afgeleide functie van machtsfuncties met rationale exponenten bepalen en kan voor het bepalen van de afgeleide functie gebruik maken van de som-, verschil- en kettingregel.

    CE
D4

  • eindterm 13
    HAVOVWO

    De kandidaat kan analytisch-algebraïsche berekeningen uitvoeren gericht op profielspecifieke contexten.

    CE
vw-1025

A

A1

  • eindterm 1
    HAVOVWO

    De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen.

    CE CE
A2

  • eindterm 2
    HAVOVWO

    De kandidaat kan profielspecifieke probleemsituaties in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar het oorspronkelijke probleem terugvertalen.

    CE
A3

  • eindterm 3
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige denkactiviteiten, waaronder modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren en bewijzen – en kan daarbij ICT functioneel gebruiken.

    CE CE
B

B1

  • eindterm 4
    HAVOVWO

    De kandidaat kan formules interpreteren en bewerken, bij een verband tussen twee variabelen een grafiek tekenen in een assenstelsel en bepalen of een gegeven formule herschreven kan worden als functievoorschrift.

    CE
B2

  • eindterm 5
    HAVOVWO

    De kandidaat kan grafieken tekenen en herkennen van de volgende standaardfuncties: machtsfuncties met rationale exponenten, exponentiële functies, logaritmische functies, goniometrische functies en de absolutewaardefunctie en kan van deze verschillende typen functies de karakteristieke eigenschappen benoemen en gebruiken.

    CE
B3

  • eindterm 6
    HAVOVWO

    De kandidaat kan functievoorschriften opstellen, bewerken, combineren, de bijbehorende grafieken tekenen en aan de hand van een functievoorschrift zonder hulpmiddelen kwalitatieve uitspraken doen over de functie en haar grafiek.

    CE
B4

  • eindterm 7
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de inverse van een functie begripsmatig hanteren, opstellen en gebruiken.

    CE
B5

  • eindterm 8
    HAVOVWO

    De kandidaat kan vergelijkingen, ongelijkheden en stelsels van twee lineaire vergelijkingen oplossen en de oplossingen interpreteren.

    CE
B6

  • eindterm 9
    HAVOVWO

    De kandidaat kan het asymptotisch gedrag van functies bepalen en dit met limietberekening aantonen.

    CE
C

C1

  • eindterm 10
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de eerste en tweede afgeleide van een functie begripsmatig interpreteren en gebruiken om die functie te onderzoeken en de eerste en tweede afgeleide gebruiken in toepassingen.

    CE
C2

  • eindterm 11
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de eerste en tweede afgeleide van functies bepalen met behulp van de regels voor het differentiëren en daarbij algebraïsche technieken gebruiken.

    CE
C3

  • eindterm 12
    HAVOVWO

    De kandidaat kan in geschikte toepassingen een bepaalde integraal opstellen en exact berekenen.

    CE
D

  • eindterm 13
    HAVOVWO

    De kandidaat kan bij periodieke verschijnselen formules opstellen en bewerken, de bijbehorende grafieken tekenen, vergelijkingen oplossen en hierbij de periodiciteit met inzicht gebruiken.

    CE
E

E1

  • eindterm 14
    HAVOVWO

    De kandidaat kan meetkundige eigenschappen van objecten onderzoeken en bewijzen en kan daarbij gebruik maken van meetkundige en algebraïsche technieken en van ICT.

    CE
E2

  • eindterm 15
    HAVOVWO

    De kandidaat kan eigenschappen en onderlinge ligging van punten, lijnen, cirkels en andere geschikte figuren onderzoeken met behulp van algebraïsche voorstellingen, kan in een gegeven of zelfgekozen coördinatenstelsel algebraïsche voorstellingen van figuren opstellen en kan algebraïsche voorstellingen gebruiken om meetkundige problemen op te lossen

    CE
E3

  • eindterm 16
    HAVOVWO

    De kandidaat kan met behulp van vectoren en inproducten eigenschappen van figuren in het vlak afleiden en berekeningen uitvoeren.

    CE
E4

  • eindterm 17
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de aangegeven technieken toepassen in geschikte natuurwetenschappelijke en technische situaties.

    CE
Examenprogramma

Wiskunde C (vwo) >

vw-1026

A

A1

  • eindterm 1
    HAVOVWO

    De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen.

    CE
A2

  • eindterm 2
    HAVOVWO

    De kandidaat herkent de betekenis van wiskunde in de maatschappij en in cultuurhistorische contexten en kan deze in concrete situaties beschrijven.

    CE
A3

  • eindterm 3
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige vaardigheden, waaronder modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren – en kan daarbij ICT functioneel gebruiken.

    CE
B

B1

  • eindterm 4
    HAVOVWO

    De kandidaat kan berekeningen uitvoeren met getallen en variabelen en kan daarbij gebruik maken van rekenkundige en algebraïsche basisbewerkingen.

    CE
B2

  • eindterm 5
    HAVOVWO

    De kandidaat kan telproblemen structureren en schematiseren en dat gebruiken bij berekeningen en redeneringen.

    CE
C

  • eindterm 6
    HAVOVWO

    De kandidaat kan van eerstegraadsfuncties, tweedegraadsfuncties, machtsfuncties, exponentiële functies en logaritmische functies de verschillende representaties doelgericht gebruiken, kan bijbehorende vergelijkingen oplossen, waar nodig met behulp van ICT, en kan periodieke verschijnselen beschrijven.

    CE
D

  • eindterm 7
    HAVOVWO

    De kandidaat kan het veranderingsgedrag van eerstegraadsfuncties, tweedegraadsfuncties, machtsfuncties, exponentiële functies en logaritmische functies en de regelmaat in rijen doelgericht beschrijven en gebruiken.

    CE
E

E1

  • eindterm 8
    HAVOVWO

    De kandidaat kan bij een probleemstelling die zich leent voor een statistische aanpak een plan maken om antwoord op de probleemstelling te verkrijgen, waarbij geschikte variabelen worden gekozen.

    SE
E2

  • eindterm 9
    HAVOVWO

    De kandidaat kan verkregen data verwerken in een geschikte tabel of grafiek en deze op waarde interpreteren.

    SE
E3

  • eindterm 10
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de verkregen data samenvatten in voor de probleemstelling geschikte maten en hieraan interpretaties verbinden.

    SE
E4

  • eindterm 11
    HAVOVWO

    De kandidaat kan het kansbegrip gebruiken om bij een toevalsproces de kans op een bepaalde uitkomst of gebeurtenis te bepalen aan de hand van een diagram, combinatoriek, kansregels en simulatie.

    SE
E5

  • eindterm 12
    HAVOVWO

    De kandidaat kan aangeven in welke situatie een toevalsvariabele een bepaalde kansverdeling bezit en van die verdeling de karakteristieken verwachtingswaarde en standaardafwijking hanteren.

    SE
E6

  • eindterm 13
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst statistisch ICT-gebruik in relatie met de subdomeinen E1, E2, E3, E4 en E5 om grote datasets te interpreteren en te analyseren.

    SE
F

  • eindterm 14
    HAVOVWO

    De kandidaat kan logische redeneringen analyseren op correct gebruik.

    CE
G

  • eindterm 15
    HAVOVWO

    De kandidaat kan van een ruimtelijk object aanzichten en perspectieftekeningen maken, er berekeningen aan uitvoeren en op basis daarvan conclusies trekken over dit object.

    CE
ha-1027

A

A1

  • eindterm 1
    HAVOVWO

    De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen.

    SE SE
A2

  • eindterm 2
    HAVOVWO

    De kandidaat kan profielspecifieke probleemsituaties in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar het oorspronkelijke probleem terugvertalen.

    SE SE
A3

  • eindterm 3
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige denkactiviteiten − te weten modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren en bewijzen − en kan daarbij ICT functioneel gebruiken.

    SE SE
B

B1

  • eindterm 4
    HAVOVWO

    De kandidaat kan data verwerken in een geschikte tabel of grafiek, daarbij centrum- en spreidingsmaten hanteren, de statistische relatie tussen twee variabelen uitdrukken in een maat en deze gebruiken bij een voorspelling.

    SE
B2

  • eindterm 5
    HAVOVWO

    De kandidaat kan permutaties en combinaties herkennen en toepassen op combinatorische problemen en de bijbehorende formules interpreteren en verklaren.

    SE SE
B3

  • eindterm 6
    HAVOVWO

    De kandidaat kan een toevalsproces de kans op een bepaalde uitkomst of gebeurtenis bepalen aan de hand van een diagram, combinatoriek, kansregels en simulatie.

    SE
B4

  • eindterm 7
    HAVOVWO

    De kandidaat kan aangeven in welke situatie een toevalsvariabele binomiaal of normaal verdeeld is en kan met behulp van die verdeling kansen, verwachtingswaarden en standaardafwijkingen berekenen.

    SE
B5

  • eindterm 8
    HAVOVWO

    De kandidaat kan in een gegeven probleemsituatie statistische conclusies trekken, bijvoorbeeld door middel van hypothesetoetsing of correlatie- en regressierekening, en kan daarbij statistische software adequaat gebruiken.

    SE
B6

  • eindterm 9
    HAVOVWO

    De kandidaat kan met behulp van probleemsituaties uit andere bètavakken verdieping geven aan dit domein

    SE
C

C1

  • eindterm 10
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de oppervlakte van vlakke en ruimtelijke figuren berekenen, van ruimtelijke figuren de inhoud berekenen en schatten en het effect van schaalvergroting op zowel inhoud als oppervlakte beargumenteren.

    SE
C2

  • eindterm 11
    HAVOVWO

    De kandidaat kan van een ruimtelijk object aanzichten, uitslagen en vlakke doorsneden construeren, tekenen, interpreteren, er berekeningen aan uitvoeren en uit een serie parallelle doorsneden conclusies trekken over vorm en inhoud van zo’n object.

    SE
C3

  • eindterm 12
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de onderlinge ligging van punten, lijnen en vlakken bepalen en kan daarbij de begrippen kruisen, snijden, evenwijdig en samenvallen hanteren.

    SE
C4

  • eindterm 13
    HAVOVWO

    De kandidaat kan eenvoudige berekeningen uitvoeren met coördinaten en vectoren in de twee- en driedimensionale ruimte en kan, ook in een profielspecifieke context, gebruikmaken van het inwendige product.

    SE
D

  • eindterm 14
    HAVOVWO

    De kandidaat heeft kennis van een profielspecifiek onderwerp dat aansluit bij de wijze waarop wiskunde wordt gebruikt in het hoger onderwijs.

    SE
vw-1027

A

A1

  • eindterm 1
    HAVOVWO

    De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen.

    SE SE
A2

  • eindterm 2
    HAVOVWO

    De kandidaat kan profielspecifieke probleemsituaties in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar het oorspronkelijke probleem terugvertalen.

    SE SE
A3

  • eindterm 3
    HAVOVWO

    De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige denkactiviteiten − te weten modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren en bewijzen − en kan daarbij ICT functioneel gebruiken.

    SE SE
B

B1

  • eindterm 4
    HAVOVWO

    De kandidaat kan permutaties en combinaties herkennen en toepassen op combinatorische problemen en de bijbehorende formules interpreteren en verklaren.

    SE SE
B2

  • eindterm 5
    HAVOVWO

    De kandidaat kan een toevalsexperiment verklaren in een kansmodel, de begrippen onafhankelijke gebeurtenis en voorwaardelijke kans hanteren, kansen berekenen met behulp van som-, complement- en productregel, en van een discrete toevalsvariabele de verwachtingswaarde berekenen.

    SE
B3

  • eindterm 6
    HAVOVWO

    De kandidaat kan bij eindige kansmodellen uitgaande van een kansverdeling de verwachtingswaarde en de variantie berekenen en de rekenregels voor verwachtingswaarde en variantie voor zowel afhankelijke als onafhankelijke toevalsvariabelen toepassen op herhaaldelijk uitgevoerde kansexperimenten.

    SE
B4

  • eindterm 7
    HAVOVWO

    De kandidaat kan in het binomiale en het (standaard-)normale verdelingsmodel de formules voor de kansverdeling, het gemiddelde en de variantie verklaren en gebruiken voor het berekenen van kansen, relatieve frequenties, grenswaarden, gemiddelden en standaardafwijkingen van discrete en continue verdelingen.

    SE
B5

  • eindterm 8
    HAVOVWO

    De kandidaat kan nul- en alternatieve hypothesen formuleren, hierop kritisch reflecteren, en bijbehorende een- of tweezijdige toetsen uitvoeren bij binomiaal- of normaalverdeelde toevalsvariabelen.

    SE
B6

  • eindterm 9
    HAVOVWO

    De kandidaat kan samenhang tussen variabelen onderzoeken met correlatie- regressierekening, waarbij het rekenwerk aan ICT wordt uitbesteed, en kan de resultaten interpreteren en beoordelen.

    SE
B7

  • eindterm 10
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de stof van wiskunde B gebruiken voor een profielspecifieke verdieping.

    SE
C

C1

  • eindterm 11
    HAVOVWO

    De kandidaat kan rijen relateren aan recurrente betrekkingen, iteraties, webgrafieken en contexten en kan het gedrag ervan beschrijven in termen van stationair, convergent of divergent.

    SE
C2

  • eindterm 12
    HAVOVWO

    De kandidaat kan in differentiaalvergelijkingen van de vorm y’ = f (y,t) eigenschappen van f relateren aan eigenschappen van oplossingen, zoals het al dan niet stationair zijn, monotonie en asymptotisch gedrag en in eenvoudige gevallen een oplossing expliciet bepalen.

    SE
C3

  • eindterm 13
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de stof uit de subdomeinen C1 en C2 toepassen in profielspecifieke probleemsituaties.

    SE
D

D1

  • eindterm 14
    HAVOVWO

    De kandidaat kan analytische en synthetische methoden en redeneringen toepassen op meetkundige probleemsituaties en daarmee eigenschappen bewijzen.

    SE
D2

  • eindterm 15
    HAVOVWO

    De kandidaat kan kegelsneden zowel synthetisch als algebraïsch beschrijven, en op grond van een synthetische of algebraïsche beschrijving ligging en eigenschappen bij de bijbehorende figuren onderzoeken en bewijzen.

    SE
D3

  • eindterm 16
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de beschrijving van ruimtelijke figuren met drie coördinaten gebruiken, en daarbij de begrippen afstand, hoeken, in- en uitproduct, vector en normaalvector hanteren.

    SE
D4

  • eindterm 17
    HAVOVWO

    De kandidaat kan meetkundige toepassingen onderzoeken, ook met behulp van ICT.

    SE
E

E1

  • eindterm 18
    HAVOVWO

    De kandidaat kan rekenen met complexe getallen, de geconjugeerde, het argument en de absolute waarde, kan de stelling van De Moivre gebruiken, kan rekenen met de formule van Euler als representatie van poolcoördinaten, en kan in redeneringen de relatie gebruiken tussen de complexe getallen en de meetkunde van het platte vlak.

    SE
E2

  • eindterm 19
    HAVOVWO

    De kandidaat kan de stof van subdomein E1 gebruiken voor een profielspecifieke verdieping.

    SE
F

  • eindterm 20
    HAVOVWO

    De kandidaat heeft kennis van een profielspecifiek onderwerp dat aansluit bij de wijze waarop wiskunde wordt gebruikt in het hoger onderwijs.

    SE

Samen maken we goed onderwijs

Nieuwe kennisbank term
Niveau
Type
Niveau:

Type:

Hoofdterm:
Tekst
Zoektermen Zorg ervoor dat je de zoektermen scheidt van elkaar door middel van een ;